Rodenbachlaan (Rotselaar)

Kort

Albrecht Rodenbach (1856-1880), flamingant, Vlaamse schrijver en dichter.

Duiding

Albrecht Rodenbach werd op 27 oktober 1856 in Roeselare geboren als eerste zoon van de wijnhandelaar Julius Rodenbach en Silvia de la Houttre. Zijn moeder Silvia de la Houttre (1834-1899), van origine een Waalse geboren te Doornik, maakte zich vanaf haar zevende het Vlaams eigen toen ze in Roeselare kwam wonen. De familie van Rodenbach genoot van veel aanzien in de stad. Zijn grootooms hadden een prominente rol in de Belgische geschiedenis. Zijn vader Julius Rodenbach (1824-1915) kwam met zijn grootoom Alexander Rodenbach, de stichter van brouwerij Rodenbach, uit een Duitse familie uit Andernach aan de Rijn die zich sinds 1749 te Roeselare gevestigd had.

Rodenbach liep school aan de lagere stadsschool van zijn geboortestad (1862-1866), daarna aan het voorbereidend Sint-Michielssinstituut (1866-1870) en aan de Latijn-Griekse humaniora (1870-1876) van het Klein Seminarie van Roeselare.

Klein Seminarie van Roeselaere

Rodenbachs’ Vlaamsgezindheid werd gewekt in het Klein Seminarie van Roeselare waar de geest van Guido Gezelle voortleefde en werd doorgegeven door verscheidene priester-leraars. In de tweede voorbereidende klas onderging Rodenbach een sterke invloed van Gustaaf-Hendrik Flamen, die hem belangstelling bijbracht voor de West-Vlaamse taalbeweging en de neogotiek. Hij wordt in 1868 Rodenbachs’ klastitularis in de “Cours Supérieure Deuxième Division”. De invloed van Flamen op Rodenbach is zeer groot. Hij leert hem zelfstandig studeren, probeert zijn literaire aanleg te bevorderen en speelt een belangrijke rol in de evolutie van Rodenbachs’ Vlaamsgezindheid. Tijdens zijn laatste humaniorajaren zou vooral Hugo Verriest een diepgaande en blijvende invloed op hem uitoefenen. Albrecht Rodenbach speelde een centrale rol in de groeiende Vlaamsgezindheid die zich in de loop van 1874-1875 bij de leerlingen van de poësisklas van het Klein Seminarie van Roeselare manifesteerde (blauwvoeterij). Tijdens dat schooljaar werd hij secretaris van de lettergilde van het Klein Seminarie, waarvan Verriest, die intussen tot leraar van de retorica was gepromoveerd, voorzitter was. Gevolg gevend aan Rodenbachs’ oproep in het begin van dat schooljaar om in de lettergilde meer plaats in te ruimen voor de moedertaal werden daar nu meer Nederlands- dan Franstalige werken voorgedragen. Vooral door zijn toedoen kwamen de Roeselaarse leerlingen dat jaar immers in de ban van de kerelsromantiek, geïnspireerd door het in 1870 verschenen werk van Hendrik Conscience, De Kerels van Vlaanderen. Op Driekoningendag, 6 januari 1875 reciteerde hij enkele van zijn Kerelsliederen voor de seminariegemeenschap onder leiding van superior Henri Delbar. In die sfeer besloot de poësisklas twee Vlaamse en geen enkel Frans lied te zingen op het jaarlijkse superiorsfeest in juli. Rodenbach, de dichter van de klas, schreef daarvoor Het lied der dichters en Het lied der Vlaamsche Zonen, liederen die de dank en hulde van de leerlingen aan de superior uitdrukten "omdat hij ons Vlaams zijn mint". Toen de superior het enthousiasme wilde temperen, bleek dat al niet meer mogelijk te zijn. Door zijn optreden veroorzaakte hij juist een conflict ‘De Groote Stooringe’. In zijn laatste humaniorajaar – 1875-1876 – begon Rodenbach bovendien bijdragen te leveren voor de ‘Almanak’ en ‘De Vlaamsche Vlagge’.

Studentenleider

Vanaf het moment dat Rodenbach in 1876 naar de Katholieke Universiteit Leuven ging om rechten te studeren (in het Frans), begon hij met een andere jonge dichter, Pol de Mont, de idealen te promoten van een hernieuwd Vlaams bewustzijn onder de studenten. Hij verzette zich met name tegen het gebruik van het Frans in het onderwijs.

In 1877 stichtte hij samen met Pol de Mont het literaire tijdschrift “Het Pennoen”. In deze periode schreef hij de sindsdien veelvuldig opgezegde Psalm van Rodenbach. In 1880 verbraken de twee de samenwerking en gaf Rodenbach eenmalig het literair tijdschrift "Nieuwe Pennoen" uit.

Albrecht Rodenbach schreef poëzie, proza en toneelwerken die lange tijd de inspirerende symbolen van de Vlaamse Beweging zijn gebleven. Hij stichtte tal van studentenbonden en toneelmaatschappijen. Als aanstoker van de Groote Stooringe heeft hij een grote impact gehad op de emancipatie van de schoolgaande jeugd. Als studentenleider heeft hij de definitieve fundamenten gelegd voor de verdere uitbouw van de Vlaamse studentenbeweging.

Bekende werken zijn het Kerelskind, Gudrun, Klokke Roeland, Fantasia, Ter Waarheid en uiteraard het Lied der Vlaamsche zonen beter gekend als De Blauwvoet.

Tijdens een boottochtje met enkele meisjes en zijn broer Ferdinand valt hij in het water. Hoestend keert hij terug naar Leuven om zijn studentenleven verder te zetten. De hele winter lang kon de koorts echter niet bedwongen worden. Het was een bijzonder harde tijd voor Albrecht. Albrecht Rodenbach overlijdt op 23 juni 1880 te Roeselare aan de dodelijke infectieziekte tuberculose. Hij is bijna 24 jaar oud.

Informatie en foto's: Jan Vander Elst