Witherenpad (Rotselaar)

Kort

‘Witheren’ is de naam die men ook wel eens geeft aan de norbertijnen of premonstratenzers en de naam verwijst naar de witte pij van de kloosterlingen.

Duiding

‘Witheren’ is de naam die men ook wel eens geeft aan de norbertijnen of premonstratenzers. Dat is een kloosterorde, in 1121 door de heilige Norbertus van Gennep (+ 1134) gesticht in het Noord-Franse Prémontré. De naam ‘witheren’ verwijst naar de witte pij van de kloosterlingen.

De norbertijnen zijn géén monniken, maar reguliere kanunniken: dat zijn priesters die in gemeenschap leven en een kloosterregel volgen. Het bijzondere aan de norbertijnen is dat zij samenleven in een abdij, met aan het hoofd een abt. Anders dan monniken, die zich in een klooster (van claustrum: een afgesloten plaats) afsluiten van de buitenwereld, wijden de norbertijnen zich aan zielzorg, en werden ze daarom als pastoor uitgestuurd naar parochies.

Vooral in Oost-Brabant werden veel parochies bediend door norbertijnen uit de abdijen van Park, Averbode, Tongerlo en Heylissem (Hélécine). Opvallend was hun aanwezigheid sinds de 13de eeuw in alle parochies rond samenvloeiing van Demer en Dijle: Wezemaal en Rotselaar werden bediend door norbertijnen uit Averbode, Werchter en Wakkerzeel door hun confraters uit de Parkabdij, met daarbij nog in 1783 de nieuwe parochie Tremelo.

Tijdens de Franse Revolutie werden de abdijen opgeheven (1796), de parochiekerken gesloten (1798) en vele pastoors verbannen. Maar toen onder Napoleon in 1801 de kerken weer open gingen, deed men in oude norbertijnenparochies, wegens het nijpend tekort aan ervaren priesters, terug een beroep op vroegere norbertijnen. Zo bleven in Rotselaar de witheren als pastoor actief tot in 1834. De laatste witheren-pastoor van Rotselaar, Norbertus Dierckx, werd overigens in 1834 de eerste abt van de toen heropgerichte abdij van Averbode.

Informatie: dr. Bart Minnen, historicus verbonden aan de KU Leuven.